Mijn vader meldt zich:
‘Ja, met je vader.’ (mijn vader belt echt al helemaal nooit)
‘Je zult wel denken: ‘Je vader belt nooit’ (kan hij gedachten lezen?), maar ik word net wakker en je moeder is er niet.’
'Waar is ze dan?’
'Weet ik niet.'
'Heeft ze niet tegen u gezegd waar ze is?'
'Nee, beslist niet.' Hij lacht er een beetje bij. (Zo ondenkbaar is het niet, want hij vergeet aldoor van alles)
'Kan het zijn dat ze het wel heeft gezegd, maar dat u het misschien bent vergeten?'
'Nee, dat al helemaal niet!', zegt hij nu met schaterende stem.
Vader vervolgt dat hij met het - overigens door hem zwaar bestreden - trapliftje naar beneden is gegaan, maar dat dat ding halverwege is blijven steken. Met gevoel voor drama, laat mijn vader hier een pauze vallen en vervolgt dan gekscherend:
‘AHA...en nu vraag jij je natuurlijk af hoe ik bij de telefoon kom!'. Hij kan soms onverwacht scherp en geestig uit de hoek komen, dus ik speel zijn grapje mee: ‘Maar pap, hoe kom je dan bij de telefoon?’.
Ik hoor de glimlach in zijn stem als hij met gepaste trots meldt dat hij uit het liftje is gespróngen. 'En je kent je vader: dat springen is wat overdreven, maar ik heb me er toch weten uit te manoeuvreren en ben naar beneden geklommen’.
We moeten er allebei om lachen. Mijn vader is 88 jaar en met mate mobiel. Mijn moeder is zijn steun en toeverlaat. En dan ziet hij toch kans om uit een lift te klimmen, een gevaarlijke, steile draaitrap af te klauteren en dan ook nog mijn telefoonnummer weet te vinden. Een hele toer.
'Waar bent u dan nu?'
'In mijn stoel.'
Ik complimenteer mijn vader voor zijn goede actie en verzeker hem dat ik mama zal bellen en vraag hem rustig in zijn stoel te blijven totdat ik meer weet.
'Rustig? Rustig?' , buldert hij. 'Weet je wel hoe hard die lift staat te piepen? Ik kan wel rustig zijn, maar dat ding is op tilt! Geef me dat nummer maar voor die installateur, want dat ding deugt niet.'
Terwijl ik bedenk wat te doen, licht het groene rondje weer op:
‘Ja, met je moeder, ik was even aan het varen met je zus en alles is nu weer rustig en opgelost hoor’.
Het groene rondje dooft weer en de verbinding is verbroken.
Terwijl ik mijn aandacht weer richt op mijn werk, zie ik mijn vader zitten, op zijn stoel en gniffel: hij mag dan slecht ter been zijn, maar hij weet nog steeds op de juiste knoppen te drukken.