Mijn moeder leidt me door haar tuin. Met mijn arm stevig door de hare gaan we stap voor stap langs de borders. Bij elke plant vertelt ze iets: 'Dit hoekje was een rotzooi; dat heb ik uitgemest. Dit plantje woekert; mijn hele tuin zat onder, die heb ik flink onder handen genomen. Hier zitten allemaal slakken in. Ik heb er laatst weer drie uitgeplukt. Deze boom laat ik elke vijf jaar snoeien, want anders wordt hij te groot.' Op de plekken waar niets staat, wijst ze dat ze daar net heeft geschoffeld en dat daar nieuwe heide komt binnenkort. De aarde is in rechte lijnen keurig aangeharkt. Helemaal Zen. Er zit een jeugdig enthousiasme in haar, die ze ondanks haar respectabele leeftijd van 83 én de zorg voor mijn vader niet verliest.
In het zonnetje genieten we van geurende thee. Uit een kopje. Met een schoteltje. En een bastognekoek. Dat is de enige koek, samen met een Jodenkoek, die ik in mijn koffie of thee mag dopen. Omdat zij het ook doet. Anders had het niet gemogen natuurlijk.
Terwijl we zo zitten, vertelt ze dat ze vaker nadenkt over het leven en de dood. Hoe vergankelijk alles is, hoe snel alles voorbij gaat. We spreken over de kracht en tevens kwetsbaarheid van het bestaan. Over hoe onze kinderen weliswaar uit ons lichaam geboren zijn, maar volledig vrije zielen zijn. Zelfstandig, vrij van ons. Ze worden dóór ons geboren; we zijn een geboortekanaal maar eenmaal geboren, gaat ieder zo zijn eigen weg, sommige momenten delen we met elkaar en andere weer niet. We delen openlijk over onze gevoelens daarover. Een fijn gesprek, van vrouw tot vrouw, van hart tot hart. Gedeelde dankbaarheid.
Ze zegt dat het werken in de tuin haar zo gelukkig maakt en ze vertelt over haar onderonsjes met God over de dingen die in haar hart leven. We benoemen eenzaamheid en alleen-heid en dat daar een belangrijk verschil in zit. Ik vertel haar over de eenzaamheid die ik de laatste tijd ben tegengekomen en hoe die - door geen afleiding te zoeken - langzaam transformeert. Dat ik kan ervaren dat er iets is dat altijd aanwezig is; iets dat er was toen ik vijf jaar was, toen ik vijftien jaar was en ook nu en dat dat er dus kennelijk altijd is en dus ook altijd zal zijn, onveranderd. Ik vertel haar dat Naropa daar altijd naar verwijst.
Ze kent de naam van mijn spiritueel leraar inmiddels goed en de weerstand die er was, is gelukkig weggeëbd. Mijn moeder kijkt me indringend aan en zegt dat ze dat altijd heeft gezien, dat ik als kind altijd al de weg naar binnen ging, altijd dieper zocht, 'anders was' en voegt eraan toe: 'Ik kan goed voelen waar je het over hebt'. Ik voel me aangemoedigd door haar oprechte aandacht en merk dan op hoe fijn het is als je altijd vanuit die onveranderlijke aanwezigheid zou mogen leven. 'Tja, zegt mijn moeder', ietwat sceptisch 'dan ben je een heilige, dan ben je verlicht'.
'Mam, wilt u dan niet verlicht zijn?', de vraag rolt spontaan uit mijn mond. Het blijft even stil en dan zegt ze met een serieuze stem: 'Ik? Kind, ik ben allang verlicht!'.
Een moment kijken we elkaar stil aan en dan schateren we het uit.
Ik voel me wat oenig: natuurlijk is ze verlicht! Is niet iedereen verlicht? En zijn we dat niet gewoon vergeten? En dat we het vergeten zijn, wil niet zeggen dat het er niet is, dat het weg is, dat het afwezig is. Wíj zijn misschien wat afwezig, afgeleid, afgedwaald. Maar dat wat onveranderlijk aanwezig is in ons allemaal, is present, beschikbaar, geduldig in liefde wachtend. Een kostbaar present dat zichzelf steeds opnieuw presenteert.
Zoals Naropa het zo mooi verwoordt: 'Als het licht aan gaat, dan schijnt het vanzelf. De presentie.'
vrijdag 25 augustus 2017
dinsdag 22 augustus 2017
De laatste gepofte kastanje?
Stilletjes loop ik in Wandelbos Groenendaal langs een rij
kastanjebomen. Mijn blik wordt door een aanhoudend geritsel omhoog getrokken. Ik zie de laatste dorre bladeren vreugdeloos aan de
verkleurde takken hangen. Veel te vroeg op de grond gevallen dode bladeren verpulveren
onder mijn voeten. Het geheel vormt een
schril contrast met de zomer, waarin juist alles in volle bloei zou mogen
staan. Een alarmerende en mistroostige aanblik. Veel mensen lopen
nietsvermoedend langs de aangetaste bomen, waarin in stilte een overlevingsgevecht
gaande is; denken dat het door een zomers stormpje komt of hebben het gewoonweg
niet in de gaten.
De kastanjebomen worden al jaren belaagd door de mineermot, een kleine nachtvlinder, die zich een weg baant in de bladeren en een bron van verspreiding van schimmels en bacteriën vormt. In parken, in privétuinen, in bossen, overal pik je de kastanjes
er zo tussenuit. Ze zijn allemaal ziek. Niet alleen van de mot, maar inmiddels heeft een andere ziekte zich aangediend en het heeft een naam, weet ik
inmiddels: de kastanjebloedingsziekte, veroorzaakt door een hardnekkige bacterie. Klink pijnlijk.
Al jaren valt het me op dat de kastanjebomen er steeds slechter
en zieker gaan uitzien. Op diverse plekken in het land wordt getracht de
kastanjes te redden en als dat niet meer mogelijk blijkt, worden de kastanjes omgezaagd
en vervangen, zoals op de Vrijheidsdreef in Heemstede.
Bomenkenners proberen de kastanjes uit het vuur te halen door allerlei bestrijdingsremedies te bedenken voor zowel de mineermot als de bloedingsziekte. Van het opwarmen van de bomen tot het inspuiten van knoflook. Helaas is een verlossende en vooral blijvende remedie voor de bloedingsziekte nog
niet gevonden. Wat kan helpen tegen de bestrijding van de mineermot, is het opruimen van de dode
bladeren in het najaar, maar ik denk niet dat we jonge ouders met hun kinderen zover krijgen
om in plaats van kastanjes, dode bladeren te gaan rapen? Geen deuk aan
natuurlijk.
Geen remedie, betekent dat het einde van de kastanje? Is de
tijd van kastanjes rapen, van poppetjes maken met stokjes, van spinnenwebben
maken, van kastanjes poffen, van het vol wonder aanschouwen van de
karakteristieke vorm van een kastanjeblad, voorbij?
Naast de kastanjebloedingsziekte zijn ook de elzen getroffen
door een vernietigende schimmel en ook deze bomen pik je er zó tussenuit. Is
het milieu zo uit balans dat de natuur haar zelfherstellende kracht verliest? Zelfs
in Heemstede?
Hebben we onze laatste kastanje gepoft?
dinsdag 15 augustus 2017
Ik? ... Ik heb dat echt nooit!
Na een lange dag werken, bedenken wat te eten, te koken en te eten, gaan mijn man en ik even mediteren. Behaagelijke temperatuur, stevige ondersteuning in mijn rug. We zijn er klaar voor. Samen zitten we op de bank, een diepe ontspanning komt over me en ik merk dat ik langzaam maar zeker wat afdrijf en ongemerkt beleef ik in mijn hoofd een spannende actiefilm met mezelf als heldin in de hoofdrol en zie in een hoge, smalle toren de wenteltrap onder me afbrokkelen. We bungelen boven een afgrond en hangend aan één arm kan ik mijn dochter nog net vastgrijpen. (Spielberg verbleekt hierbij).
Ergens vanuit de verte sijpelen geluiden mijn 'droomwereld' binnen en ik hoor mijn jongste dochter van de trap af denderen. Stampend komt ze de kamer binnen vallen. Dan mindert ze vaart als ze opmerkt dat we zitten te mediteren. Inmiddels ben ik losgescheurd uit de film, die zich in mijn hoofd afspeelde en land weer veilig op de bank, mezelf verbazend over de trekkracht van zo'n gedachte.
'Hoi schat', zeg ik terwijl ik mijn ogen open. 'Ik hing net met jou aan een touwladder in een kerktoren. De trap was ingestort en ik moest je redden'. 'Maar mam', mijn dochter zet grote ogen op, 'het is toch juist de bedoeling dat je niet denkt tijdens mediteren??' Ze benadrukt het woordje 'denkt' en haar gezicht spreekt boekdelen.
'Haha, ik verbaasde me er ook al over. Waar komen ze vandaan, hè? Bizar gewoon. En gedachten kun je heus niet aan- en uitzetten hoor! Die zijn er gewoon en als je erin meegaat, dan is het de kunst om ze met rust te laten. Zoals een trein die voorbij gaat of zoals een wolk in de lucht'.
Nu moet mijn dochter niets weten van alles wat ook maar enigszins met meditatie te maken heeft en kennelijk was dit al te veel uitleg, want ze vervolgt: 'Mam! hou maar weer op, wat een onzin allemaal.'
Mijn man zit nog onbeweeglijk naast me, met gesloten ogen in lotus houding. Mr. Serenity Himself. Mijn dochter went zich nu tot hem: 'Heb jij dat ook, dat je in één keer aan van alles moet denken?'. Hij zit erbij als een tevreden buddha die zijn lachen bijna niet meer kan houden en zegt met een uitgestreken gezicht: 'Gek hè, dat mama daar nog zo'n last van heeft! Ik? ...Ik heb dat echt nóóit'.
Ergens vanuit de verte sijpelen geluiden mijn 'droomwereld' binnen en ik hoor mijn jongste dochter van de trap af denderen. Stampend komt ze de kamer binnen vallen. Dan mindert ze vaart als ze opmerkt dat we zitten te mediteren. Inmiddels ben ik losgescheurd uit de film, die zich in mijn hoofd afspeelde en land weer veilig op de bank, mezelf verbazend over de trekkracht van zo'n gedachte.
'Hoi schat', zeg ik terwijl ik mijn ogen open. 'Ik hing net met jou aan een touwladder in een kerktoren. De trap was ingestort en ik moest je redden'. 'Maar mam', mijn dochter zet grote ogen op, 'het is toch juist de bedoeling dat je niet denkt tijdens mediteren??' Ze benadrukt het woordje 'denkt' en haar gezicht spreekt boekdelen.
'Haha, ik verbaasde me er ook al over. Waar komen ze vandaan, hè? Bizar gewoon. En gedachten kun je heus niet aan- en uitzetten hoor! Die zijn er gewoon en als je erin meegaat, dan is het de kunst om ze met rust te laten. Zoals een trein die voorbij gaat of zoals een wolk in de lucht'.
Nu moet mijn dochter niets weten van alles wat ook maar enigszins met meditatie te maken heeft en kennelijk was dit al te veel uitleg, want ze vervolgt: 'Mam! hou maar weer op, wat een onzin allemaal.'
Mijn man zit nog onbeweeglijk naast me, met gesloten ogen in lotus houding. Mr. Serenity Himself. Mijn dochter went zich nu tot hem: 'Heb jij dat ook, dat je in één keer aan van alles moet denken?'. Hij zit erbij als een tevreden buddha die zijn lachen bijna niet meer kan houden en zegt met een uitgestreken gezicht: 'Gek hè, dat mama daar nog zo'n last van heeft! Ik? ...Ik heb dat echt nóóit'.