‘In de branding liggen mijn zeven klassieke, kostbare speedboten op een rij, van klein naar groot. De dichtstbijzijnde boot heeft een klein formaat en helemaal aan het einde van de rij ligt de grootste. Het is een indrukwekkend gezicht. Het hagelwitte strand wordt omzoomd door palmbomen en de azuurblauwe zee strekt zich uit onder een wolkeloze lucht. Dan krijg ik de opdracht om te gaan varen en ik stap in de dichtstbijzijnde, kleinste boot. Eenmaal aan boord begint het te waaien en een flinke storm steekt op. Donkere wolken pakken zich samen en het schip wordt heen en weer geslingerd op de steeds wilder wordende oceaan. Er is geen paniek, slechts verbazing dat het weer zo is omgeslagen en ik vraag me af waarom ik uitgerekend nu ben gaan varen? Ik blijf praktisch en trek een zwemvest aan.’
Bij zo’n heldere droom vraag ik me af of deze een specifieke
betekenis heeft? Samen met een vriendin associëren we op mijn droom. Bij haar
komt het Bijbelse verhaal van Matteüs 8, 23-27 naar boven: Jezus vaart met
zijn volgelingen op een schip, dat in een storm belandt, waarbij iedereen in
paniek is, behalve Jezus; hij is vol vertrouwen in de Vader. Dat diepe vertrouwen raakt.
Wat later associeer ik met mijn man nog wat verder over het getal zeven. ‘Zeven dagen van de week, zeven (grote) chakra’s, zeven tonen in de toonladder, zeven kleuren in de regenboog. Zeven is een priemgetal (uitsluitend deelbaar door zichzelf). Zeven organen, zeven zonden, zeven deugden’. Ik begin helemaal enthousiast te worden. ‘Zeven vette jaren, zeven magere jaren, zeven plagen, zeven engelen’.
Dan wordt het stil en ik vraag me af wat er nu precies zichtbaar wil worden in zo’n droom? Vaak staat zo’n droom niet op zich. Het leven geeft onafgebroken vingerwijzingen en de kunst van het leven blijft om deze op te merken, zonder er iets spiritueels, magisch’ of bijzonders van te maken. Eerder open, present en speels.
Alsof mijn man mijn gedachten kan lezen, hoor ik hem ineens droogjes zeggen:
‘En vergeet vooral de Zeven Dwergen niet.’