Nog een laatste tak, de hoogste van de heg, en dan ben ik klaar. Ik klem mijn kiezen op elkaar en zet het keukentrapje op vier torentjes opgestapelde straatstenen en wankelend knip ik, inmiddels ver boven mijn krachten, de top uit de heg. Ik kijk achter me op de grond en aanschouw de ontstane ravage. Dat was ik weer even vergeten: het snoeien is een fluitje van een cent vergeleken bij het verwerken van de hoeveelheid gesneuvelde takken en bladeren. De groenbak van alle buren zal eraan te pas moeten komen. Ik blijf me erover verbazen hoe ik te keer kan gaan in de tuin. Als ik begin, kan ik niet meer stoppen. Alles of niets. En dit specifieke geval betreft slechts de normale jaarlijkse snoeibuurt.
Mijn hart gaat uit naar een vriendin, die op dit moment haar tuin onder handen neemt, maar niet omdat de jaarlijkse snoeibeurt nodig is. Zij ploegt haar tuin om en ruimt daarmee de stofnesten op die zich langzaam maar zeker hebben gevormd in haar hart, in haar leven. Door het omploegen van delen van wat ooit een gezamenlijke tuin was, werkt zij letterlijk de onvrede en het ongeluk uit haar leven. Op weg naar een nieuw begin. Voor mij zo herkenbaar.
Er was een tijd dat ik geteisterd door liefdesverdriet een hele rij taxussen, die meer dood dan levend waren, heb weggewerkt. Ze zagen er net zo uit, als ik me voelde. Met zweet op mijn rug en blaren in mijn handen klaarde ik deze voor mij natuurlijk veel te zware klus. De buren wierpen af en toe een meelevende of misschien wel medelijdende blik over de schutting. ‘Wat was ze nu weer aan het doen? Leeft ze nog wel?’ En ja, hoe kaler ik de bomen snoeide en hoe meer dode stammen ik omhakte des te meer ging ik leven. Hoe dieper ik de schep in de grond zette, des te energieker werd ik. Bij elke taxuswortel die ik ontblootte, werd ik blijer en vrijer.
Toen de klus na een kleine twee weken was geklaard, aanschouwde ik vol trots de enorme diepe gaten in mijn achtertuin en de even grote berg stammen en takken aan de zijkant. Met het ombinden van de takken en het gereedmaken voor de ophaaldienst, kwam er lucht in mijn tuin en vrede in mijn hart. In één keer was er rust in de chaos. Maandenlang heb ik daarna met rugklachten gelopen, maar dat nam ik met een grote glimlach voor lief. Ik heb nooit de indruk gekregen dat de buren of wie dan ook me snapten, maar zelfs dat (of juíst dat) was onbelangrijk. Voor mij voelde het zo belangrijk om de pijn, ons verdriet, onze fouten, mijn dwalingen echt helemaal te voelen, te accepteren, te doorleven zodat er ruimte kwam, ruimte voor liefde en licht.
Destijds verzamelde ik op het eind zwetend en licht trillend van vermoeidheid de laatste kleine takjes en met een klap gooide ik de deksel op de zoveelste groenbak. De deksel sloot zich met een harde knal en tegelijkertijd brak de zon door. Achteraf gezien: een krachtig staaltje lichaamswerk.
Vandaag kijk ik ineens met hele andere ogen naar de berg die nu in mijn achtertuin ligt: Deze is weliswaar groot, maar lijkt in niets op de emotionele berg, waar we ons soms doorheen mogen slaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten