Tijdens een vakantie kom ik hem tegen. Een oude man. Hij zit op een bankje, te genieten van de zon.
Als ik met mijn boek naast hem ga zitten, begint hij al snel te vertellen over het overlijden van zijn geliefde.
Hij pakt mijn hand en vertelt hoe hij de hare vasthield, op het laatst van haar leven. Vol genegenheid en volkomen open kijkt hij me door zijn dikke brillenglazen heen aan. 'Weet je wat ze altijd deed?' en zonder op het antwoord te wachten, pakt hij mijn arm en begint erover te aaien. 'Kijk, dit deed ze altijd bij mij en ook op haar sterfbed bleef ze dit doen. en dan zei ze keer op keer: 'je bent lief, je bent lief, je bent lief''.
Hij voert me met zijn verhaal mee in zijn herinnering en ik zie ze zo voor me zitten. Deze twee mensen, aan elkaar verknocht.
De rem is ervan af en hij vertelt trots verder dat ze jaren lief en leed hebben gedeeld. Zijn gedachten dwalen af naar het moment dat ze elkaar ontmoetten. 18, was zij en hij net 19. Toen ze stierf was ze 88 en dat is al zeven jaar geleden. 'Prachtig was ze', fluistert hij me toe. Blonde haren, altijd vrolijk. Nee, niets was haar te veel. 'Ik heb haar vaak getekend. Liefst als ze het niet in de gaten had. Als ze de was ophing aan een lijntje. Dan rekte ze zich zo elegant uit. Dat doen ze tegenwoordig niet meer; was ophangen aan een lijntje'. Hij zucht diep. 'Ze was niet de enige hoor, die ik tekende. Ik teken nog steeds. Als ik niet meer teken, is het voorbij'.
Hij laat mijn hand niet meer los en vertelt verder: 'We wonen ons hele leven al hier op het dorp. Kun je je dat voorstellen? Nooit verhuisd. Zelfs hetzelfde huis. We waren hier gewoon gelukkig. Nu woon ik niet meer in ons huis, maar in een verzorgingstehuis. Een huis met oude mensen. Ik kan daar met niemand praten. Of ze horen me niet, of ik moet mezelf steeds herhalen. Nee, er is niets aan daar. Daarom kom ik hier, in dit park, op deze bank. Soms maakt dan iemand een praatje met me, zoals jij nu.' En dan lijkt het net of hij me voor de eerste keer ziet. Hij begint weer vol enthousiasme mijn arm weer te aaien.
We keuvelen nog wat door en hij vertelt over de talloze schilderijen die hij heeft gemaakt en de tekeningen die hij nu nog steeds maakt, ook al bibbert zijn hand af en toe wel. Olieverf heeft hij opgegeven, dat lukt niet meer, maar 'potloden zijn ook prima, hoor'.
Als afscheid sla ik mijn armen om hem heen en geef hem een knuffel. Dan gaat hij helemaal rechtop zitten en zegt dan: 'Nou dat is lang geleden zeg, dat ik een knuffel kreeg. Kom jij maar eens even hier, dan krijg je er eentje terug' en met een kracht, die ik in eerste instantie niet bij hem zou zoeken, geeft hij mij een klinkende zoen op mijn wang en hij lijkt helemaal tevreden over het resultaat.
'Weet je, mijn vrouw en ik hebben elkaar een kus gegeven toen we elkaar ontmoetten en dat hebben we ons hele leven volgehouden. Tot op haar sterfbed hebben we kusjes gegeven. Is dat niet een prachtige manier om te leven en te sterven?'.
Met mijn boek onder mijn arm loop ik weer verder. Ik kan me haast niet voorstellen dat er iets zinvollers in dat boek staat dan dit ene moment.
www.silent-touch.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten