De telefoon. Het blijft een uitdaging om dat kleine apparaat te negeren. Toch doe ik het. Het lukt niet altijd, maar steeds vaker. Ik heb inmiddels genoeg gelezen over de verslavende werking ervan en zie met lede ogen aan wat het met ons mensenkinderen doet.
’s Ochtends scrol ik wat langs de officiële nieuwssites, om me daarna stilletjes te verkneuteren over wat dieren- of muziekfilmpjes op Instagram. Daarna gaat de telefoon op stil. Een bereikbaarheidstool, meer niet.
Onlangs sprak ik met een jonge vrouw, begin twintig. Ze vertelde hoe ze geen moment stil kan zitten, hoe ze zich dan meteen gek verveelt. Alleen op de bank zitten, gewoon zijn met zichzelf — het is voor haar haast ondenkbaar en onverdraaglijk. De stilte kent ze niet. Ze vult elk vrij moment met podcasts of haar favoriete muziek. Zelfs als ze sport, of in de tuin werkt.
Hier vonden we elkaar en waren het erover eens dat werken in de tuin heerlijk is. Voorzichtig opper ik: ‘probeer eens zonder telefoon, de volgende keer in de tuin?’. Ze keek me aan of ik een geweldig leuke grap maakte. ‘Serieus? Gewoon…zonder iets?’.
Ik vertelde haar hoe ik kan genieten van de geur van aarde, het wroeten met mijn handen in de grond, het gezang van vogels of simpelweg de wind. Ze schudde haar hoofd. ‘Nee’, dat zou haar alleen maar vervelen. En toen ik zei dat ik me nooit verveel, dat stilte voor mij niet leeg of eng is, maar juist vol en rijk, keek ze me aan alsof ze water zag branden.
"Ik word gewoon gek van mijn gedachten," zei ze, "en dan helpt muziek of een stem in m’n oor."
Natuurlijk. Ieder z’n weg. Elke verandering en/of innovatie begint met weerstand en daar wil ik me dan ook bewust verre van houden. Tenslotte maak ik graag en dankbaar gebruik van de wereld die de smartphone heeft geopend: meer bereikbaarheid, meer informatie, meer verbinding, binnen handbereik!
Maar ergens moest ik denken aan Toon Hermans. Lang vóór het tijdperk van de smartphone schreef hij al over ‘de bête beeldbuis’ en ‘de domme telefoon’.
Toon wist toen al wat we nu nog maar mondjesmaat durven toegeven: dat we soms verder van de wereld raken, juist door alles wat ons moet verbinden.
BoterbloemHoe komt het dat de boterbloem in ’t gras
Me luchtig wenkt,
Dat komt omdat we dichter bij elkaar staan
Dan je denkt,
Veel dichter bij de wei, de boom, de plant en
Al het schoon
Dan bij die bête beeldbuis en die domme telefoon.