We lopen door het bos. De hond, mijn kleinzoon en ik. Hij kletst als een kletsmajoor. Over zijn schoenen, over de regen, over de hond, zijn mama, zijn broertje, zijn papa, zijn huis en over de diertjes in het bos. Toevallig zien we Γ©n een hertje Γ©n een eekhoorn. We kunnen ons geluk niet op.
We tellen wel acht naaktslakken en maar liefst zes van die witte slakken met een heel groot huisje op hun rug, die we behoedzaam verplaatsen naar de zijkant van het wandelpad. We willen tenslotte niet dat ze worden platgewalst onder de voeten van wandelaars of de tractor van de boswachter.
Vol trots vertelt hij dan over de naaktslak die hij vorige week vond in het kinderdagverblijf. De slak mocht van de juf mee naar binnen en in een bakje. In het bakje kwamen dan ook blaadjes en takjes, want ‘anders is het zo zielig voor de naaktslak,’ legt mijn kleinzoon uit. ‘En weet je hoe de slak heet?’, vraagt hij opgetogen. En voordat ik kan antwoorden, zegt hij:
‘OpaHerman, want die is ook naakt op zijn hoofd.’
Ik gniffel en zeg dat opa dat vast heel erg leuk zal vinden.
Dan zakt hij
door zijn knietjes en begint met de grootste zorg een huisje te maken voor een
pissebed. Hij schikt takjes en blaadjes eromheen en kijkt me aan met zijn
serieuze peutergezichtje:
‘OmaLin, ik zorg heel goed voor de diertjes, hΓ¨?’, zegt
hij vol trots.
Dan, terwijl hij nog even kijkt naar het resultaat van zijn noeste arbeid:
'Nu heeft hij ook een bedje. Net als ik.’
En ik denk: zo klein en zo groot van hart.

Geen opmerkingen:
Een reactie posten