Vanochtend werd ik aangehouden door een dame die langs mij fietste. Na een vriendelijk goedemorgen keek ze me bijna verontschuldigend aan en zei dat ze verdwaald was. 'Ach, zijn we niet allemaal in meer of mindere mate verdwaald?'. Daarop moest ze lachen. Na een korte uitleg was ze al snel weer op de route. Zij blij en ik mijmer nog wat na over mijn eigen opmerking, dat we allemaal in meer of mindere mate verdwaald zijn. Het valt me op dat mensen vooral óver elkaar of tégen elkaar praten en niet mét elkaar. Met elkaar praten daar hoort namelijk luisteren bij en dat is nog een kunst. Luisteren en daarna kun je nog eens vragen wat iemand precies bedoelt. Helaas schieten we vaak in een gesprek in onze eigen gedachten en voordat we het weten projecteren we dat wat we denken op een ander.
Onze politieke leiders vormen daarin op dit moment echt een toppunt. Men kan eenvoudigweg niet meer naar elkaar luisteren. Het werd weer eens pijnlijk uitvergroot tijdens het recente debat na het vakantiereces. De één meldt zich ziek, de ander houdt een tirade, de volgende vervalt in jij-bakken. Er wordt geen enkele vraag gesteld. Ik zie kwade gezichten, wegkijkers, schouderophalers, vingerwijzers, stamvoeters, verongelijkte nee-schudders, in hun wiek geschoten ja-knikkers, op een enkeling na. Er wordt niet gesproken met elkaar maar echt alleen tégen elkaar. Als het niet zo intens verdrietig was, dan zou het misschien nog als slechte klucht kunnen worden gezien. Zucht. Helaas is het niet zo'n feest. En dat zijn onze leiders. Ik zou willen dat de kaarten daar eens flink geschud worden, dat er eens geluisterd wordt naar wat er speelt bij het volk, bij jou en bij mij. Begrijpen dat nóg meer geld stoppen in een oorlog voor nóg meer oorlog zorgt. Dat snapt een kind nog. Het zou wat mij betreft goed zijn als wat regeringsmensen eens écht op reces gaan of dat sommigen een training geweldloze communicatie zouden voeren en voor sommigen is zelfs een cursus in hun eigen ministerie een goed begin. Misschien kunnen ze eens op een sportief teamuitje voor de broodnodige bonding of gewoonweg het ambt neerleggen? Zo maar wat ideetjes hoor.
Maar goed, wie ben ik? Ik ben een burger. Naar mij wordt niet geluisterd. Zelfs niet door mijn hond.
Vanochtend trok zij gewoon haar eigen plan. Ze maakte niet een wandeling van een half uur, maar van maar liefst twee uur, waarvan ik anderhalf uur heb lopen zoeken en roepen. Eerst mijn oude hond naar huis brengen, dan weer op de fiets naar het bos gaan, buren gealarmeerd, in tuinen gezocht, in borders gekeken. Nee, De Koningin doet gewoon wat ze wil. Op haar tracker zie ik dat ze het erg naar haar zin heeft en ze rent van hot naar her. Ze heeft maling aan verbodsborden of richtingaanwijzers. Zij gaat haar Koninklijke Neus achterna, dan links, dan rechts. Stuur- en richtingloos. Wat dat betreft kan ze zó de regering in, denk ik tussen twee kreten in. Ondertussen schreeuw ik de longen uit mijn lijf, ben geïrriteerd, heb het snikheet op deze nog snikhetere dag. Ik zou zelf met mijn irritatie en het-onafgebroken-hetzelfde-roepen ook geen gek figuur slaan tijdens zo'n debat.En dan eindelijk komt De Koningin aangerend, op volle toeren. Oren en staart omhoog. Ze remt vlak voor mijn voeten af en met haar tong op de grond kijkt ze me ongelooflijk blij aan. 'Goed hé, vrouwtje, hier ben ik! Mag ik nu mijn beloning?'. Ik ben gekke Gerritje niet (of mag ik dat niet meer zeggen? Ik ken geen Gerrit en ik bedoel het dus ook niet persoonlijk. Mocht ik iemand kwetsen dan is dat onbedoeld en het spijt me).
Ik kijk in haar ogen en zie alleen maar toewijding aan haar Koninklijke Neus. Nee, van alles en iedereen om mij heen is zÃj in elk geval nÃet verdwaald. Daar hou ik me maar aan vast.