Mama van 88 jaar pluist dagelijks de krant uit en steekt haar visie op onze regering niet onder stoelen of banken. En dat is niet bepaald complimenteus. Regelmatig slaakt ze diepe zuchten terwijl ze hoofdschuddend de berichten leest.
Waar komen die zuchten vandaan? Uit haar tenen, mag ik u zeggen.
Mijn moeder raakt de laatste tijd niet uitgesproken over het wanbeleid van onze wereldleiders en in het bijzonder van onze Nederlandse regeringsleiders. ‘Het woord ‘leiders’ is totaal ongepast voor dat stelletje onbenullen’, voegt ze er direct aan toe. Nee, moeder windt er geen doekjes omheen ‘daarvoor ben ik te oud geworden’, zegt ze met opgetrokken wenkbrauwen. Volgens haar zijn het 'domme mensen, zonder enig inzicht, gespeend van iedere vorm van gezond verstand of leiderschap. Zij gaan puur voor hun eigen belang, hebben geen langetermijnvisie en hebben al helemaal niet het belang van het volk voor ogen. Onfatsoenlijk'. Klare taal, maar ze gaat verder. Met onverholen afwijzing spreekt ze over de versplintering van de partijen, die in haar ogen vooral chaos en verdeeldheid veroorzaakt. Volgens haar zouden er hooguit zes partijen moeten zijn. ‘Deze regering maakt Nederland kapot’, zo eindigt ze vaak haar betoog.
De afgelopen maanden trekt zij spreekwoordelijk de haren uit het hoofd over het onderwerp dat nu al is gebombardeerd tot Het Grote Stikstofschandaal. Zij is naast boos, vooral verdrietig, bang en teleurgesteld over het beleid dat vooral de boeren treft. Bovenal is zij onthutst en vol ongeloof.
Wat is de reden van haar onthutsing en ongeloof?
Mijn moeder is het levende bewijs van het levensbelang van boeren. Steeds vaker laat mijn moeder zich ontvallen dat niemand ooit had gedacht dat ze zó oud zou worden; niemand dacht dat ze de oorlog zou overleven, laat staan de Hongerwinter van 1944/1945, omdat haar gezondheid niet zo best was.
Zonder de boeren was zij er niet geweest en met haar velen. Onlangs zat mijn moeder aan de keukentafel en heb ik haar woorden opgeschreven. Ik tik zo snel als mijn vingers willen, terwijl mijn moeder haar vurige betoog houdt en amper haar emoties in bedwang kan houden. Haar verdriet en wanhoop is tastbaar. Ze vraagt mij of ik haar boodschap wil delen. Bij deze, haar eigen verhaal:
‘In de Hongerwinter van 1944/1945 hebben de boeren mij gered. Niet alleen mij, maar velen met mij. Ik dank mijn leven aan de boeren. Al die domme mensen in de regering nu die menen dat de boeren hier weg moeten. Het is gewoon een schande. Er is een tijd geweest dat er hier in Nederland niets te eten was. Als ik al die zichtbaar goed doorvoede mensen hoor vertellen wat wij hier moeten doen met onze boeren, dan word ik daar misselijk van. Schandalig. Maar als ik zulke teksten gebruik, dan worden ze direct gecensureerd.
De generatie van nu heeft nog nooit honger gehad en die generatie weet niet waar ze het over heeft.
In de oorlogstijd werd ook in de chique PC Hooftstraat in Amsterdam, waar mijn ouderlijk huis stond, honger geleden. Wij kregen daar dagelijks mensen aan de deur met een servet of met een bordje of alleen een vork en een mes of ze misschien een aardappel mochten eten of een boterham. Smeken, bedelen. Ons moeder gaf altijd wat. Van het weinige dat wij hadden, deelde zij altijd uit. Ik begrijp nog steeds niet hoe ze het deed. Ik zie nog zo een man aan de deur komen, die uit zijn borstzakje een zilveren lepel haalde en daarmee de aardappel opat. De man had niets, behalve zijn lepel. Wat heb je aan een zilveren lepel zonder eten?Die boeren hebben in de oorlogstijd aan ik weet niet hoeveel mensen onderdak gegeven. Ze verscholen kinderen, volwassenen en vele parachutisten uit Engeland in hun schuren met gevaar voor eigen leven. En déze boeren willen ze wegdoen?? Het is schandalig! Er zijn geen woorden voor. Ik maak me hier erg boos om. Ze zijn niet goed bij hun hoofd. Schandalig is het.
Ons Moeder is tijdens de oorlog twee keer met één van mijn broers naar de boeren gegaan voor tarwe, aardappelen en ik weet niet waar ze mee terugkwamen. Toen hadden we tenminste nog boeren. Als ze nu zo met die boeren gaan zitten rommelen, dat is zo oneerlijk.
In de Hongerwinter werd ik door mijn oudste zuster en mijn vader achterop de fiets, op de bagagedrager naar Wijdenes gebracht bij wildvreemden. We gingen op goed geluk gewoon langs de boeren, net zolang tot we er een gevonden hadden.
Uiteindelijk kwamen we bij de boer aan, op de plaats bij de achteringang. Mijn zuster vroeg of ze nog een Amsterdammertje konden gebruiken. De boer stond daar maar en zei: “ik zal het even aan de vrouw vragen’’. De vrouw kwam en keek me van top tot teen aan en zij zei: “die mag wel blijven”. En dat was het; meer niet. Vervolgens ging mijn zus met mijn vader weg en ik heb mijn familie een half jaar niet gezien en niet gehoord. Telefoon was er niet; er was geen elektra.
Uiteindelijk heb ik daar een half jaar gezeten. Ik hoefde niet naar school maar ik moest wel naar de kerk op zondag. Ik heb de oorlog overleefd.
De boer waar ik ben ondergebracht als jong meisje hadden maar liefst drie Amsterdammers in huis, een van 18, een van 14 en ik was 10 jaar. Die hebben ze de hele hongerwinter in huis gehad. Ongelooflijk. Ze hebben ook nog – en dat werd voor ons weggehouden, omdat ze bang waren dat wij erover spraken - parachutisten opgevangen uit weilanden en ondergebracht in de schuur.
En dan wil de huidige regering deze boeren wegjagen? We zullen de mensen wegjagen, die op dit soort ideeën komen. Ik ben nu nog nét bij mijn verstand, dus ik kan nú nog deze boodschap afgeven.’
Mijn moeder merkt op dat ze nog nèt bij haar verstand is. Ik
noem dat liever gezond verstand. Ik kan in elk geval met mijn boerenverstand al lang niet meer
bij de beslissingen van deze regering.
Wij wensen de regeringsleiders wijsheid en liefde toe.
Ivonne en Gwendolin