Bijna fiets ik langs hem heen, maar op het laatste moment herken ik een man uit mijn verleden. Voor zijn hoge leeftijd loopt hij nog met flinke pas en maakt alleen gebruik van een wandelstok. Hij moet even schakelen nu ik van mijn fiets afstap en hem aanspreek, maar hij herkent mij snel en schenkt mij een vriendelijke glimlach. In ons verleden is er wel wat schuring geweest tussen ons en dat maakt dat deze ontmoeting op de hoek van de straat toch ook wel wat spannend is.
Al snel vertelt hij dat zowel hij als zijn vrouw de komende maanden jarig zijn; maar liefst 90 jaar worden ze beiden. Hij ziet er goed en verzorgd uit, deze hoogbejaarde heer. Hij mankeert maar één ziekte, zegt hij, en dat is de ouderdom. Hij lacht er hartelijk bij.
Verder gaat het allemaal goed. Iets strammer, iets minder stabiel maar de hersens werken nog meer dan uitstekend. Op mijn vraag of ouderdom werkelijk een ziekte is of dat je het ook zou kunnen zien als een geschenk - dat je zo oud 'mag' worden - geeft hij onomwonden antwoord.
'Dat heb ik van niemand gekregen hoor! Dat heb ik zelf gedaan; gewoon goed voor jezelf zorgen en goed eten!'.
Laatst nog las hij een artikel over gezond oud worden en voeding. Hij had bij zijn kleinkinderen maar weinig bijval hiervoor gekregen maar dat deert hem bepaald niet. Hij staart dan even peinzend voor zich uit waarna hij zichzelf corrigeert: 'Nou, ik heb het niet zelf gedaan hoor. Ik ben wel eerlijk: mijn vrouw is degene die elke dag voor mij zorgt; gewoon aardappelen, groenten en een stukje vlees of vis!'
Wat later laat hij zich ontvallen dat hij en zijn vrouw samen zo gelukkig zijn en dat ze het leven met elkaar koesteren en bijna in één adem zegt hij onomwonden: 'En als één van ons twee overlijdt, dan moeten we maar samen gaan'.
Het klinkt als een vurig betoog en de saamhorigheid tussen de twee spat ervan af. Als je toch al zo lang met elkaar samen bent, ben je natuurlijk verknocht aan elkaar en kan ik me zo goed voorstellen dat samen overgaan, zo mooi zou zijn.
Dan vraagt hij ook nog belangstellend naar mijn moeder en ik merk hoe blij ik ben dat ik even van mijn fiets ben afgestapt om met hem te kletsen. Kennelijk vindt hij hetzelfde, want terwijl hij met z'n stok in zijn ene hand en een boodschappentas in zijn andere hand, zijn weg vervolgt, zegt hij:'Nou kind, fijn dat je even bent gestopt en dat we even konden kletsen! Groeten aan je man en je moeder'.
Verder mijn weg vervolgend, voel ik hoe zo'n klein en kort gesprek gewoon goud is en hoeveel vriendelijkheid er in deze kleine uitwisseling plaatsvond.
Geluk zit soms echt in een klein hoekje en soms vind je het op de hoek van de straat!