Onlangs zaten mijn zoon en ik aan een bureau tegenover een arts. Een man van rond de veertig, kaal, mager, bleek, ietwat voorover gebogen en een witte doktersjas strak om hem heen getrokken. Na een kort en onpersoonlijk handen schudden ter kennismaking stak de arts van wal:
'Ja, het was overduidelijk', vertelde de man aan mijn zoon, 'je hebt diabetes, type 1'.
Ik vermoed dat hij even ademhaalde voor de volgende zin, maar ik weet het niet zeker, want als in één adem plakte hij erachter aan dat hij een afspraak had ingepland in vestiging Noord met de afdeling waar de insuline al voor mijn zoon klaar lag.
Versteend zaten we daar. Toen ik bij mijn positieven kwam, vloeiden er vragen uit mijn mond. Ook bij mijn zoon waren er vragen, opmerkingen. Helaas was daar geen tijd en overigens ook geen belangstelling, tenslotte 'moet u nog naar afdeling Noord rijden en u wil toch zeker niet te laat komen?'. Ik probeer nog te vragen of er wat aan te doen is of hoe zoiets ontstaat of dat er nog alternatieve wegen zijn, zoals voeding of immuunondersteunende therapie? Maar nee, de arts was onverbiddelijk: 'er is niets aan te doen'.
Later merkte mijn dochter fijntjes op dat deze man kennelijk een hoofdstuk in zijn opleiding had gemist...een hoofdstuk over sociale vaardigheden. Duidelijk was hij echter wel.
In een miezerig regentje in de schemerende namiddag liepen we terug naar mijn auto. Zwijgend. Eigenlijk kun je dan ook niets zeggen.Wat moet je zeggen? 'Goh, het is wat, hè? Da's wel even schrikken..'?
Ik heb ook geen idee hoe we van het ene ziekenhuis in het andere zijn gekomen. Allebei huilden we. Stilletjes. We hielden elkaars hand vast en reden door de regen met mistige ogen van ziekenhuis A naar B. Ik stuurde en mijn zoon zei af en toe: 'naar links, naar rechts'. Onder een hefboom door, geparkeerd, draaideur door, trappen op, wachtkamer in, jas uit, kamertje in, twee stoelen.
Bij B aangekomen, werden we onthaald door een olijke verpleegkundige die ons wat water gaf in een wit plastic bekertje. 'Goh, het is wat, hè? Dat is wel even schrikken..', zei ze vriendelijk. We haalden allebei voor het eerst weer adem sinds een kwartier. Ze deed voor hoe mijn zoon vanaf nu tig keer per dag gaatjes moet prikken in zijn vingers, moet spuiten in zijn bovenbeen en verschillende keren per dag in zijn buikvet. Zij had het hoofdstuk sociale vaardigheden wel gehad - dat moet gezegd - en ze was ook duidelijk.
Binnen 30 minuten stonden we weer buiten, nu met insuline, spuitjes, meetstrips, meetapparaatje en advies wat te doen bij een hypo en uiteraard een vervolgafspraak. Jottem!
Stil reden we van B naar huis, hand in hand. Tranen over de wangen. Ik zat daar met een berg liefde voor mijn kind in mijn hart, compassie voor die jongen die vol toewijding is aan zijn vriendin, aan zijn studie, zijn familie. Verdriet, verbijstering, ongeloof en onmacht wisselden elkaar af.
En mijn zoon?
Hij bleef stil en ik kon voelen dat innerlijk werkelijk álles in hem bewoog. Er kwamen nog geen woorden, nog geen daden. En naar hem kijkend, voelde ik ook zijn kracht, zijn vitaliteit, zijn levenslust en ik ervaarde een stil vertrouwen. In hem en in het leven.
En laat die stilte maar even duren. In die stilte ligt inspiratie. En inspiratie zal hem wijzen, de weg die hij zal gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten